In eerste instantie dacht men met een Romeins schip te maken te hebben, maar door analyse van jaarringen in het hout (dendrochronologie) is vast komen te staan dat het rond het jaar 1000 is gebouwd. De nieuwe datering was het resultaat van een grootscheeps restauratie- en onderzoeksproject dat plaatsvond in de jaren 1998-2000 en waarvoor steun van de Europese Commissie werd gekregen. De werkzaamheden zijn uitgevoerd door het Nationaal Museum van Denemarken, de datering door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, nu Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. geheten. De losse stukken hout zijn toen vastgezet en de huid werd geïmpregneerd met de kunsthars PEG. Bovendien is een nieuwe, flexibele draagconstructie van roestvrij staal voor het schip gemaakt. Sindsdien wordt het schip beschermd door een glaswand. Tussen 2012 en 2014 is een door de ideeënfabriek Monobanda ontwikkeld kunstproject rond het schip, Licht op hout, te zien geweest.
Wat het schip zo bijzonder maakt is dat de bodemplaat bestaat uit één stuk eikenhout, een uitgeholde en vervolgens uitgebogen boomstam. Daarop zijn planken en balken aangebracht. Het schip heeft over de Rijn gevaren en werd voortbewogen door een combinatie van trekken, zeilen, bomen en roeien. De stevige bodem maakte het geschikt voor een vaart over gevaarlijke rotsen, zoals in de buurt van de Lorelei. Utrecht was de vermoedelijke thuishaven van het vrachtschip, dat allerlei zaken kon vervoeren. Hier werden goederen uit het stroomopwaarts gelegen gebied verhandeld of gebruikt, zoals wijn, graan en tufsteen. Aan stenen was grote behoefte door de kerkenbouw in Utrecht (de Romaanse Dom, de Janskerk, de Pieters- en de Paulusabdij). Stroomopwaarts vervoerde het schip hier geproduceerde artikelen als kaas en zout en uit Scandinavië ingevoerde waren als bont en pek.
Het schip heeft In het stadsbeeld een gezicht gekregen doordat op de plek van de vondst aan de Van Hoornekade een stalen replica is geplaatst.